Onheuglijke tijd. Wat een uitdrukking is die ik misschien nooit goed begrepen heb, nu ik hem toevallig bezig.
Betekent onheuglijke tijd zonder heugenis, dus niet goed bij je hoofd, gek dus, of gewoon vergeten?
Taal biedt de mogelijkheid om de wereld te beschrijven, om ideeën en ervaringen van één persoon over te brengen op een ander persoon. Taal is een soort overeenkomst. Mensen begrijpen elkaar door de gedeelde opvatting dat een taal een bepaald beeld schetst. De Oostenrijkse filosoof Ludwig Wittgenstein hield zich bezig met dergelijke taalfilosofie: ‘hoe kan het dat taal werkt?’ Het begeleidende nawoord in deze eerste Nederlandse uitgave van Wittgensteins minnares (1988) van Lieke Marsman benadrukt de invloed van Wittgenstein op deze roman van David Markson, waarin hij de wonderlijke grenzen, mogelijkheden en restricties van taal toont, wanneer er niemand meer is om taal aan door te geven. Enkel aan de lezer, want als lezer zie je een wereld gecreëerd worden dat samenhangt van onvolledigheden en onjuistheden, op plausibele manier neergezet. De latere Wittgenstein plaatste in Filosofische onderzoekingen ‘de essentie van taal niet langer in de relatie tussen taal en werkelijkheid, maar stelde dat de essentie van taal zit in hoe we taal gebruiken’. Maar hoe gebruik je taal in je eentje?
Wittgensteins minnares is een ‘filosofische road novel’ waarin eenzaamheid een centrale rol speelt. Het is een meesterlijke roman over verbeeldingskracht en de betekenis van taal, en hoe taal werkt als er niemand is om die taal mee te delen. Op momenten is het hypnotiserend hoe bepaalde constructies je niet meer loslaten. Aan de hand van flarden informatie en allerlei herinneringen en ‘feitjes’ ontrafelt zich langzaam een wereld die valt en staat bij de rangschikking van de laatste mens op aarde. Dat is hoofdpersonage Kate. Ze woont ergens aan een Mexicaans strand, maar reist – of heeft gereisd – over de hele wereld. Wat je leest zijn de hersenspinsels die zij zo nu en dan typt op een typemachine. De ene gedachte vloeit voort uit de eerdere gedachte, constant bewust van de feitelijke correctheid van constructies, terwijl de vrouw geregeld zonder heugenis is. Met reflecties in het heden op de voorwerpen om haar heen blikt ze terug op de meest willekeurige, vooral kunsthistorische, weetjes die ze in haar vorige leven allemaal heeft opgedaan, gekoppeld aan de nachten die ze spendeerde in musea in Rome, Parijs en Londen, tot Sint-Petersburg en New York, dwalend door doodstille straten en een verlaten Colosseum.
Het komt dan ook geregeld voor dat Kate pagina’s later teruggrijpt op een herinnering of feit dat ze aanhaalde, om die te verbeteren of compleet aan te passen. Deze roman is dan ook ongekend onconventioneel. Verwacht niet zo zeer een verhaal met een begin, midden en een slot. Het is altijd en overal, maar desondanks zeker niet lastig om bij te houden. De zinnen die worden neergezet zijn prachtig, vol diepere betekenis en verbeeldingskracht, waardoor je als het ware opgeslokt wordt in de wereld van Kate. Deze indrukwekkende roman laat je gegarandeerd niet snel meer los en laat je voortdurend afvragen wat nu werkelijkheid is.